De Middeleeuwen in een negentiende-eeuws jasje
Op het eerste gezicht oogt het pand aan Havik 37 in de Amersfoortse binnenstad zoals de meeste gebouwen er om heen: oud, maar nu ook weer niet zo heel erg oud. Pas tijdens de restauratie kwam een geschiedenis van vele eeuwen aan het licht.
Het Havik is een van de oudste plekken in Amersfoort. Ooit lag hier de eerste, deels natuurlijk gevormde haven van de stad (‘ha’ duidt op de haven, ‘vik’ op een bocht in de Eem). In de vroege Middeleeuwen, nog voor de bouw van de eerste stadsmuur rond 1300, konden zeeschepen tot hier Amersfoort bereiken. Van de eerste houten bebouwing rond de haven is niets overgebleven. Op de oudste stadsplattegronden uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn op deze locatie smalle diepe percelen te zien en panden met tuit- en trapgevels. Havik 37 blijkt een uit die tijd daterende woning te zijn, met op de begane grond in het voorhuis een winkel of werkplaats.
Schat aan cultuurhistorie
Die ouderdom van het pand was tot voor kort niet bekend. Toen in 2007 de NV Amersfoortse Maatschappij tot Stadsherstel (zie kader pag. 25) het rijksmonument verwierf om het na restauratie en verbouw als winkel- en drie wooneenheden te gaan verhuren, was het pand in gebruik als feestartikelenwinkel met daarboven een woning. Eerder was er de firma H. Wolters in gevestigd, een boekhandel en groothandel in behangselpapieren en religieuze artikelen. Zowel gedurende de restauratie als aan het daaraan voorafgaande bouwhistorisch onderzoek, kwam een schat aan cultuurhistorie te voorschijn. Restauratieaannemer Flip van de Burgt van Bouw- en Restauratiebedrijf Van de Burgt & Strooij vertelt: ‘Achter de negentiende-eeuwse lijstgevel bleek een middeleeuws woonhuis aanwezig. Een aantal hoofdstructuren was nog tamelijk compleet aanwezig. Samen met het bureau OOKarchitecten uit Amersfoort besloten we tot zoveel mogelijk behoud, herstel en inpassing van de bestaande bouwmuren, balklagen en kapconstructies.’
Zestiende-eeuwse kapconstructie
Als eerste startte het bedrijf met de restauratie van de zestiende-eeuwse kapconstructie. De balklagen met moer- en kinderbinten werden weer zichtbaar gemaakt, de balkkoppen en verloren gegane delen van de sleutelstukken werden hersteld en ontbrekende sleutelstukken zijn gecompleteerd in eikenhout. ‘Wat nog ten dele goed was hebben we zo gelaten en aangevuld of versterkt met nieuw hout, waarbij bijvoorbeeld de nieuwe balkdelen met staven van glasfiber zijn versterkt ten behoeve van de draagkracht. Daarbij zijn alle ingrepen in het zicht gelaten, zodat de historie van het pand afleesbaar is in het interieur, nu, maar ook voor het nageslacht en toekomstige cultuurhistorici.’ Flip van de Burgt wijst naar het dak van het voorhuis waar opvallend lange, zogenoemde oud-Hollandse rode dakpannen liggen, zeldzaam voor Amersfoort. ‘Een deel daarvan moest worden vervangen en we zijn door heel Nederland op zoek gegaan naar de juiste dakpannen. Als restauratieaannemer is het een kick om zo’n pannendak zo origineel mogelijk te herstellen.’
Verbinding hersteld
Lopend naar de achterzijde van het pand toont Van de Burgt de gerestaureerde achtergevel, die in een zeer slechte staat verkeerde. ‘Op sommige stukken waren nog restanten van oude kozijnen aanwezig, maar de oorspronkelijke ramen ontbraken. Latere doorbraken en wijzigingen hebben tot een heel onevenwichtig beeld geleid. Op basis van de nog aanwezige bouwsporen konden wij de gevel zijn oorspronkelijke aanzien teruggeven’. Aan de zijkant van het huis zijn sporen gevonden van oude, gemetselde vensteropeningen voorzien van tudorbogen. Die ontdekking maakt het aannemelijk dat het gebouw oorspronkelijk georiënteerd was op de zijsteeg naast het huis. Deze steeg vormde mogelijkerwijs ooit de verbinding tussen de oude haven en de binnenstad. Een stukje uit beeld geraakte geschiedenis wordt zo weer tot leven gewekt.
Bijzonder vochtkerend materiaal
Achter de negentiende-eeuwse grote winkelpui, met late Jugendstildetails en naast de entree een fraai tegeltableau, blijkt het voorhuis over een enorm hoog plafond te beschikken. Opvallend zijn de drie zware moerbalken met consoles met peerkraalmotief. Uit dendrochronologisch onderzoek (zie kader pag. 24) blijkt dat deze dateren uit circa 1535. De drie kapjukken daarboven zijn voorzien van telmerken: I, II en III. Flip van de Burgt signaleert dat zowel deze gekraste als met guts aangebrachte telmerken steeds met elkaar corresponderen, wat wijst op een mogelijk hergebruik van de kapconstructie. Tijdens de restauratie werd ook hier een bijzondere en zeer zeldzame ontdekking gedaan. ‘Achter het pleisterwerk op de scheidingswand met het buurhuis, vonden we over de gehele muur oude stukken glas-in-lood die in een kalkmortelbed waren gedrukt. We denken dat dit bedoeld was om vochtdoorslag tegen te houden.’
Gehavende tuinkamer
Gescheiden door een zware muur ligt achter de voormalige winkelruimte de tuinkamer, die onderdeel uitmaakt van het achterhuis. Deze stijlkamer dateert uit de achttiende eeuw en moet ooit rijk gedecoreerd zijn geweest. Uit deze periode stamt ook het moer- en kinderbintenplafond met sleutelstukken. Tussen deze moerbalken was een vlak plafond aangebracht, omlijst door renaissance profileringen. Nog altijd heel fraai is de schouw met rococokenmerken en een marmeren schoorsteenmantel. Naar de betekenis van de daarop afgebeelde hond en kraanvogel wordt vooralsnog gegist. De restauratie van de stijlkamer omvat niet alleen het herstel van de schouw, maar ook van de vlakke plafonds met de omlijsting en het opnieuw aanbrengen van een eigentijdse wandbespanning. Dat wat nog teruggevonden is van de oorspronkelijke keramische vloertegels wordt in het midden van de, nu zwevende, vloer opnieuw aangebracht, boven een hedendaagse vloerverwarming.
Leerling timmermannen
In de naast de stijlkamer gelegen opkamer wordt de rankenbeschildering op de balken gerestaureerd, waarmee een goed beeld kan worden gegeven van de zeventiende-eeuwse periode van het huis. Voor restauratieaannemer Van de Burgt is het herstel van Havik 37 een pareltje. ‘Voor mijzelf, onze medewerkers maar zeker ook voor onze leerling timmermannen. Die kunnen aan den lijve ondervinden hoe er langzaam iets moois ontstaat in een ogenschijnlijke bouwval met ongelooflijk veel stof en oude troep. Op die manier leren ze over de bouwstijlen en bouwtechnieken door de eeuwen heen. Ook krijgen ze oog voor duurzaamheid, zien ze hoe we materialen hergebruiken of constructieonderdelen met nieuwe onderdelen weten te herstellen. Een mooie casus om van te leren!’