Tekst Theo van Oeffelt | beeld John van Duren

Vakwerk

Meer dan veertig jaar amper onderhoud heeft zijn sporen achtergelaten; de villa van Tricot-Jan in Winterswijk oogt al even troosteloos als de omringende tuin. Vooral het vele stucwerk van de negentiende-eeuwse directeursvilla verkeert in zeer slechte staat en zorgt voor de nodige hoofdbrekens.

Wat tussen de steigers door gelijk opvalt aan de statige villa, die als een vooruitgeschoven post voor de voormalige Tricotfabrieken het centrum van Winterswijk markeert, zijn de kleurvlakken op de voorgevel. Het ene vlak is zacht geel, het andere terracotta. Maar meer naar de top van het gebouw brengen schilders juist een licht beige pastelkleur aan. Het zijn de resultaten van een interessant kleurenonderzoek, vertelt John van Duren van erkend restauratiebedrijf Ten Haken, lid van de Vakgroep Restauratie. ‘Samen met het Geldersch Genootschap hebben we bekeken welk van de oorspronkelijke kleuren zich het beste leent om de villa te restaureren. De ooit toegepaste gele en terracotta kleuren worden in deze tijd als te hard ervaren. De keuze is gevallen op een licht beige tint, in combinatie met een iets meer donker beige voor de dieperliggende vlakken’.

Industrialisatie

De villa van Tricot-Jan, uit 1864, dankt zijn bestaan aan Hendrik Willink, eigenaar van een stoomweverij. De voorspoedige economische ontwikkelingen in de tweede helft van de negentiende eeuw, waarin de komst van de stoommachine voor een forse impuls van de aloude textielindustrie in Winterswijk zorgde, maakte het Willink mogelijk een directeursvilla te laten bouwen. Daarachter verrees vervolgens de ‘Tricotfabriek’, ook wel de ‘Breistoom’ genoemd. Zijn zoon Gerrit Jan zou later de naamgever voor de villa worden. De architect was de Winterswijker L.G. Richter, die de villa rijk detailleerde. Zo prijken boven alle deuren en ramen prachtige keramische ornamenten, die ‘gelukkig’, zegt John van Duren, ‘goed bewaard zijn gebleven’. Op de hoeken komen de kroonlijsten, de hoekpilasters en het dak mooi samen, met als fraai detail de dubbele consoles. ‘Alle zestien ornamenten, die in die tijd al in pre-fab werden aangeleverd, worden tijdens de restauratie verwijderd om te kunnen worden schoongemaakt, en vervolgens weer te worden teruggeplaatst’, vertelt hij. Het vele houtwerk heeft het gebrek aan onderhoud in de afgelopen decennia meestal goed overleefd. Maar dat geldt helaas niet voor het stucwerk. ‘Het reinigen en herstellen bezorgde ons veel hoofdbrekens’, aldus Van Duren. ‘Schoon stralen was geen optie, want dan zou alles zijn weggevallen. Een normale mortel om de laag te bestendigen, bleek niet toereikend. Vandaar dat we gekozen hebben voor een bijzondere, impregnerende lijm, die de bestaande stuclaag fixeert. Daaroverheen wordt een ademende eindlaag in een licht beige tint gesausd. Voor deze aanpak is gekozen in nauw overleg met architect Wim Lobeek en de gemeentelijke monumentendeskundige Joyce Ras’. Hij noemt het een van de boeiendste onderdelen van deze restauratie. Wat ook de beide leerlingen op de bouwplaats, Martijn en Jeffrey, vinden, die er hun praktijkopleiding volgen vanuit het samenwerkingsverband Oost-Gelderland.

Reconstructie

Een andere grote ingreep, al is die van de buitenzijde niet waarneembaar, is het herstel van de kapconstructie. ‘Deze moet vrijwel geheel door ons gereconstrueerd worden’. Datzelfde geldt voor al het zinkwerk, laat Van Duren zien. Wat ook gerestaureerd moet worden, zijn de glas in lood ramen. Voorop staat dat het oorspronkelijke karakter van de villa, een rijksmonument, zoveel mogelijk behouden dient te worden. Dat betreft bijvoorbeeld ook de dunne stalen roeden, die onderdeel uitmaken van de uiterst fijne raamprofielen in de achterzijde van de villa. Heeft de fundering van de villa de tijd goed doorstaan, het terzijde gelegen koetshuis toont een aantal forse scheuren. Die zijn in het verleden veroorzaakt door de nabije textielfabriek, die voor de productie veel grondwater wegtrok. De restauratie, gestart in april 2011 en naar verwachting eind november 2011 gereed, wordt mede mogelijk gemaakt door een subsidie van € 100.000 uit het Belvoir Jaarprogramma van de Provincie Gelderland.

Dit is het 22ste artikel in een serie waarin leden van de Vakgroep Restauratie, de branchevereniging van erkende restauratiebouwbedrijven, vertellen over bijzondere facetten van hun werk.

Deel dit bericht