Restauratie Sint Joostkapel Breda

Bredanaren die een kaarsje wilden opsteken, stonden tijdens de bouwwerkzaamheden geregeld voor een gesloten deur. Na de restauratie van de middeleeuwse Sint Joostkapel is het serene rustpunt weer geopend. En Breda is blij met het resultaat.

Projectinformatie

Opdrachtgever/architect: Bisdom Breda
Restauratie-aannemer: De Bonth van Hulten Bouwonderneming BV, Nieuwkuijk
Leiwerk: Loodgieters- en leidekkersbedrijf Walter Verhoeven BV, Nieuwkuijk
Klok- en uurwerk: Royal Eijsbouts Klokkengieterij en fabriek van torenuurwerken BV, Asten

Drukke plek

Vincenth Anker en Gerrit Blom, projectleider en restauratie-uitvoerder bij De Bonth van Hulten BV, hebben niet te klagen over belangstelling voor hun werk. ‘Dit kerkje ligt midden tussen de winkels aan de drukste winkelstraat van de stad. Er komen voortdurend mensen binnen, die even een kaarsje branden voor de heilige Maria. Het staat ook boven de deur in natuursteen gehouwen: Hac Ne Vade Qvin Dixeris Ave Maria- Ga hier niet voorbij zonder te zeggen gegroet Maria. Omdat dit al decennia zo gaat, zijn de binnenwanden van de kerk dan ook zwart van het roet’.

Bouwteam

Het Bisdom Breda heeft eind 2013 in bouwteamverband de restauratie van het torentje opgepakt. Frank van der Linden, hoofd bouwzaken en adviseur gebouwen, legt uit dat het een klein, maar complex werk is. ‘De torenspits is zo smal dat hij van binnenuit nauwelijks bereikbaar is. Over de staat van de constructie boven in de toren was dus weinig te zeggen. Maar de knik in de toren deed vermoeden dat het niet best was. Door het project in de vorm van een bouwteam met enkele restauratie-experts uit te voeren, konden we gezamenlijk stapsgewijs de omvang en aanpak bepalen’.

Samenwerking

Het bouwen van stabiele steigers rondom de toren vormde de eerste uitdaging. De belendende panden konden het gewicht van de steigers niet aan, dus werd gekozen om deze aan de toren zelf te bevestigen. In de 60 tot 70 centimeter dikke muren zijn gaten geboord en ook is gebruik gemaakt van de galmgaten voor de verankering. Vervolgens zijn in een jaar tijd vier ervaren vaklieden – twee restauratietimmerlieden en twee restauratiemetselaars – vrijwel onafgebroken aan het werk geweest. Ook heeft een leerling van de MBO-opleiding ‘restauratietimmerwerk’ van het Koning Willem I College in den Bosch lange tijd stage gelopen onder leiding van één van de timmerlieden van De Bonth van Hulten, die tevens leermeester is.

Knik in de toren

Voor aanvang van het werk was het de grote vraag of het zou lukken om ook de torenspits weer recht te zetten. Pas gaandeweg werd duidelijk wat de oorzaak van de ‘knik’ was. ‘Er zijn enkele redenen die samen de ‘knik’ verklaren’, zo vertelt Gerrit Blom, ’de spits bevat op twee plaatsen een tafelement. Dit is een onderbreking van de constructie om deze te verstevigen, een soort balken tussenlaag. De term komt uit de molenbouw waar dit ook voor komt. Eén van deze twee tafelementen is origineel, daarin zitten nog de oude penen gat verbindingen. Het andere tafelement is een keer gerestaureerd, de knik kan daardoor zijn veroorzaakt. Ook is het zo dat de constructie van eikenhout is, een natuurproduct. En dit draait in de loop der tijd een beetje in de richting van de zon. Dat kan eveneens hebben bijgedragen aan de kleine draai in de toren. In ieder geval is het zo dat de spits nu weer zo goed als recht staat’.

Torenherstel

Normaal gesproken wordt het metselwerk en timmerwerk verdeeld en ingepland, maar bij de restauratie van de toren bleek het nodig om deze vakdisciplines gezamenlijk aan het werk te zetten. ‘Bij het uithakken van het verweerde voegwerk, de slechte bakstenen en de geroeste ankers bleek dat de stabiliteit van de constructie in gevaar kwam. In de dikke wanden zorgden vooral de onzichtbare ‘blinde’ ankers, die bevestigd zijn aan de balklagen, voor stevigheid. Door de vele slechte blinde ankers was het nodig om de houtconstructies gelijktijdig te restaureren en zo voldoende sterkte te behouden’, legt Vincent Anker uit. ‘Er heeft zoveel mogelijk traditioneel herstel plaatsgevonden van de door houtrot en bonte knaagkever aangetaste eikenhouten constructie. Hoewel het houtwerk er slecht aan toe was, is er toch gestreefd naar optimaal behoud van het authentieke materiaal. De door de knaagkever aangetaste schoren en balkkoppen zijn zoveel mogelijk geconserveerd door middel van een oppervlaktebehandeling. De overige slechte delen, met name balkkoppen, zijn met behulp van epoxytechniek aangepakt.’ De klok en het uurwerk, de haan en kruis en bol zijn natuurlijk de blikvangers op een kerktoren. ‘Deze onderdelen zijn vakkundig gerestaureerd en opnieuw verguld’, aldus Vincenth Anker. ‘Kruis, bol en haan zijn teruggeplaatst op de koningsstijl, de verticale balk waarmee de spits eindigt. Deze balk rust op het hoogste tafelement en heeft dus een belangrijke constructieve taak’. Frank van der Linden benadrukt dat de toren eigenlijk constructief één geheel is, bestaande uit vier vloerlagen, een onderlinge balkenconstructie en daarmee via ankers verbonden metselwerk van dikke wanden. ‘Het uitgangspunt was om de ‘tand des tijds’ zichtbaar te houden. Vooral het metselwerk springt in het oog; het is zonder enig verband met wisselende stenen gebouwd. Vandaar dat er volop gezocht moest worden naar bijpassende stenen. Ook zijn er stenen met pigment gekleurd. De knipvoeg is niet strak, maar meanderend met het metselwerk uitgevoerd. Al met al durf ik gerust te stellen dat het restauratiewerk zo goed is uitgevoerd, dat men niet kan zien wat we hebben gedaan. En dat is toch echt de bedoeling, hoe gek het ook klinkt’. Door de centrale plek van dit werk hadden de vaklieden aan aandacht geen gebrek. ‘Het mooiste compliment kreeg ik van een Bredanaar die enthousiast riep: ‘Dar bende wel heul trots op zeker?’, sluit Gerrit Blom af. En dat zijn we inderdaad!

Dit is het 34ste artikel in een serie waarin leden van de Vakgroep Restauratie, branchevereniging van erkende restauratie bouwbedrijven, vertellen over bijzondere facetten van hun werk.

Lees het het artikel

De rijksmonumentale Sint Joostkapel is de oudste kapel van Breda en werd gebouwd omstreeks 1436. De kapel was gewijd aan Sint Joost, de patroonheilige tegen besmettelijke ziekten. Vandaar dat de kapel buiten de stadsmuren stond. In 1637 moest de kapel op last van de protestantse magistraat gesloten worden. Het gebouw diende daarna onder meer als pakhuis, stal, gevangenis van militairen en woning. Na de Tweede Wereldoorlog werd de kapel weer ingewijd door mgr. Petrus Hopmans. Dit ter inlossing van zijn belofte dat er een Mariakapel zou worden ingericht als de stad de oorlog zonder grote rampen zou doorstaan. In de kapel zijn twee gebrandschilderde ramen te vinden, waarin de bevrijding van de stad door de Polen is verbeeld. (bron: wikipedia)

Deel dit bericht